Wat het probleem ook is de gemeenschap is niet perse de oplossing maar het werkt wel

Rini Biemans

In dit artikel laat ik zien dat het kritiekloos en ideologisch omarmen van gemeenschapskracht en de commons niet verstandig is zonder een neutrale en open basis in ons publiek domein. Gemeenschappen hebben de neiging zich te sluiten en mensen in dit proces uit te sluiten; door ze te helpen maar niet te laten deelnemen.

Wat is individualiteit en hoe verhoudt het zich tot gemeenschappelijkheid? Hoe kun je jezelf zijn als de gemeenschap de oplossing is voor problemen. Dit is wat mij betreft een kritiek die grotendeels wordt genegeerd in het ‘gemeenschapsdenken’. Wie verzint de oplossing en wie implementeert de oplossing binnen een gemeenschap. Of verzinnen we het met zijn allen?

Als 18 jarige wilde ik niks liever dan weg uit het verstikkende dorpsleven en naar de anonieme vrijheid van de stad. Nog steeds bevalt me die prima. Ik zou niet willen ruilen met een dorp. Tegelijkertijd zijn er volksstammen die dit wel willen en die verhuizen naar het platteland en de genoeglijke dorpen waar mensen elkaar nog kennen. Dat laatste was voor mij juist de reden om te vertrekken; alles zit muurvast geen ontwikkeling mogelijk. Je ziet het aan de agressieve defensieve houding van de boeren. Ik weet uit ervaring als ‘import’ wordt je nooit echt geaccepteerd tenzij je meedoet met alle tradities en onzinnige feesten en dan nog.

In de stad heb je hybride gemeenschappen. Je buren zijn niet perse je vrienden maar je moet het er mee doen. Toen we als Creatief Beheer starten met het inrichten van braakliggende terreinen rond 2003 zag je dat twee soorten mensen als eerste een praatje kwamen maken. De loners en zonderlingen en de wat je tegenwoordig ‘actieve bewoners’ zou noemen. De laatste kwamen altijd controleren wat we kwamen doen en waren vaak achterdochtig. De eersten vonden het prachtig omdat wij ze accepteerden hoe ze waren. Tegelijkertijd stootte dat de normale mensen weer af. Kinderen hadden hier geen last van. Als je aardig tegen de kinderen was en leuke dingen deed kwamen de ouders op zeker moment vanzelf en steunden het project actief. De ‘actieve bewoners’ draaiden bij maar bleven kritisch. Wee, als we er een zooitje van maakten. Opruimen en vriendelijkheid werd al snel onze tweede natuur. Dorpsleven in de stad noemden we het. Zaak is dat iedereen zijn plekje vond en dat conflicten niet perse werden voorkomen maar opgelost zodat mensen meer gevoel voor elkaar kregen. Als je probeert conflicten te voorkomen geeft dit ondergrondse spanningen en dan is de ontploffing des te groter of dingen worden stiekem gesloopt of er wordt continu gebeld naar de gemeente.

Als je een ‘gemeenschap’ zonder leiding of regels een park of tuin laat runnen sluit de groep zich en binnen no time worden mensen buitengesloten of er wordt een hek geplaatst. Onze strategie was net zolang herstellen tot het heel blijft dan creëer je vertrouwen. We noemden onszelf Creatief Beheer omdat we gekkigheid en vrolijkheid toevoegden en dat brak een hoop spanning tussen mensen. Het Proefpark in Rotterdam West dat 18 jaar heeft bestaan werd op zeker moment gedragen door de hele wijk. Op het Proefpark werd de laatste tien jaar helemaal niets meer gesloopt. Maar goed het moest wijken voor woningen en we hadden inmiddels door schade en schande geleerd; protesteren heeft geen zin. Waarom niet dit type parken permanent in de wijk.

Wat ik hier wil betogen is dat gemeenschapsvorming in de stad hele specifieke voorwaarden nodig heeft om succesvol te zijn. Samenwerking met het institutionele en een open structuur zodat iedereen kan meedoen zijn cruciaal voor continuïteit. De groeiende gemeenschap hou je open door regels en een duidelijke doelstelling; te weten; iedereen mag meedoen, niet liegen, afspraken nakomen en positief zijn. Alles voor de kinderen en de natuur. Individuele problemen je mag erover praten maar we helpen niet. Zolang je je aan de afspraken houdt en de doelstelling accepteert kun je jezelf zijn.

Heb je als bewoner geen zin om mee te doen; helemaal prima maar ga niet het plezier van anderen bederven. Dit zijn volgens mij logische regels waar niemand werkelijk tegen kan zijn. Gemeenschappelijkheid moet prettig voelen en geen dwangbuis worden.

Daarom spreek ik liever van sociale interactie in plaats van gemeenschapskracht dat begrip is neutraal en omvat al ons sociaal samenzijn. Dit kun je weer onderverdelen in functionele en spontane interactie, waarbij de eerste alles omvat dat nuttig is; werk, fatsoensvormen en de tweede verassend en onverwacht als bijvangst. Daarnaast kun je sociale interactie nog onderverdelen in fysieke (samen iets bouwen of onderhouden) en mentale interactie (praten over ideeën). Mensen zijn sociale wezens en van nature vormen we gemeenschappen maar deze zijn tribal (stammen) en de verschillende gemeenschappen of beter gemeenschappelijkheden profileren zich door zich af te zetten tegen anderen. Het is dus zaak een verbindende interactie van brokers (bruggenbouwers) daartussen te vormen om uitsluiting en polarisatie te dempen. Juist dat is verschraald in de huidige stad. We spreken elkaar niet meer onder een neutraal gesternte. Neutrale publieke figuren zoals de klassieke wijkagent, de opbouwwerker, de gemeentewerker zijn verdwenen. Iedereen zit op kantoor en niemand loopt buiten en de mensen die buiten lopen zijn veel minder aanspreekbaar. Vandaar dat wij een nieuwe vakman in de publieke ruimte hebben geïntroduceerd, een tuinier die stuurt op groen en kindvriendelijk, in feite op een gezonde leefomgeving voor mens, plant en dier. Zachte sociale interactie naast de hardere handhaving van de wijkagent. Bewoners kunnen hier in participeren maar de dagelijkse aanwezigheid zorgt voor ontspanning en meer sociale veiligheid. Ook gezien het feit dat de wijk hier schoner, groener en gezelliger van wordt.

Een ander belangrijk gegeven is dat de meeste mensen niet geholpen willen worden. Het wordt als vernederend ervaren; beter is dus als de mogelijkheid wordt geboden dat ze zichzelf kunnen helpen.

‘De ABCD-methode is een nieuwe aanpak in het sociaal werk die zich richt op de krachten, talenten en middelen ('assets') die al in een buurt of gemeenschap aanwezig zijn. Het doel is om vanuit deze aanwezige capaciteiten, in plaats van problemen, een leefbare economische, culturele en sociale omgeving te ontwikkelen door sociale relaties te versterken en gemeenschappen zelfzeggenschap te geven. De methode omvat het in kaart brengen van deze 'assets', het leggen van verbindingen, het mobiliseren van bewoners en het zoeken naar externe ondersteuning voor lokale initiatieven.’

Tegelijkertijd ook hier geldt dat de ontstane ‘initiatieven’ open dienen te blijven of geïntegreerd worden in een groter geheel dus in dit geval het aanbestede welzijnswerk, die deze methode ook her en der oppakt. Samenwerken is hier het adagium.

Stadsgeneeskunde past qua visie goed bij de nieuwe ABCD aanpak binnen het sociale werk dat opgang doet onder de naam gemeenschapskracht. Stadsgeneeskunde zorgt voor een wijkbreed participatief onderhoudstraject vanuit dezelfde principes. Wij nemen onze vrijwilligers serieus en en late ze nuttig en gezond werk doen. Ook al hebben ze volop problemen we helpen niet. Verwijzen wel door waar mogelijk en praten erover. We gaan uit van wat ze wel kunnen en geven ze verantwoordelijkheid en natuurlijk onze onkostenvergoeding. Dat wordt gewaardeerd; de meesten groeien in hun rol ondanks ziekte en maatschappelijke problemen.

Dus als je als ‘professional’ bewonersinitiatieven of sociale ondernemingen organiseert op de ABCD methode die mensen gaan ‘helpen’. Let op; je krijgt al snel een rangorde en zelfopgeworpen hulpverleners binnen de groep. Helpen wordt door veel mensen ervaren als vernederend, zeker als de hulpverlener dit als eigen verdienste ziet. Tegelijkertijd als je wanhopig genoeg bent neem je alle hulp aan. Het is een balans.

Wij nemen onze vrijwilligers serieus en laten ze nuttig en gezond werk doen. Ook al hebben ze volop problemen we helpen niet. We luisteren vooral en leven mee. Verwijzen wel door waar mogelijk natuurlijk. Ons gezamenlijke doel is een schone, groene kindvriendelijke wijk. Het gaat er hierbij niet om wat ze niet kunnen maar wat ze wel kunnen. Als het lukt geeft dat een trots gevoel; wij doen dat toch maar mooi terwijl de rest het niet lukt. Dat is het geheim. Daarom is het ook zo frustrerend als de gemeente blijft vragen hoeveel vrijwilligers naar een baan zijn begeleid of hoe ze het ervaren. Het korte antwoord is; ze zijn trots op wat ze doen en voelen zich beter. Die baan daar denken ze niet aan. De meesten zijn gepensioneerd of afgekeurd wegens ziekte. We werken dan ook maar twee uur per dag. Ze doen het werk voor hun plezier en willen liever niet te veel ‘aansturing’. Mijn grootste zorg in de praktijk is dat de sfeer positief blijft. Als dat lukt gaat de rest ook goed. Het mooie is dat iedereen kan meedoen op zijn of haar eigen manier. De bewoners zien ons dagelijks en dat heeft effect er wordt minder weg gegooid en we krijgen veel complimenten. Jezelf kunnen zijn is hierbij erg belangrijk. Uiteindelijk gaat het om het werk en dat je jezelf ook beter voelt. Dit is een combinatie van de groepsdynamiek, de aard van het werk (van simpel naar complex waar je in kunt groeien). De regels en doelstelling zijn er om in deze ‘gemeenschapskracht’ de individualiteit te beschermen.

  • eye.png

    110x

  • comment.png

    0x

    0x

Delen

« Terug naar artikelen

0 reacties

Laat een reactie achter