Rotterdam kampt met een achteruitgang van insecten en andere diersoorten. Als gemeente werken we hard aan de vergroening van de stad. Dit is een belangrijke voorwaarde voor het herstel van biodiversiteit. Maar ook bewoners kunnen een belangrijke rol spelen in het versterken van onze biodiversiteit. Daarom starten we een nieuw initiatief dat bewoners actief betrekt bij het monitoren en verbeteren van de natuur in onze stad.
Dit is een oproep vanuit de gemeente aan burgers om mee te doen aan het tellen van insecten. Er wordt ook vermeld dat de gemeente hard werkt aan vergroening en biodiversiteit.
‘Als gemeente werken we hard aan de vergroening van de stad. Dit is een belangrijke voorwaarde voor het herstel van biodiversiteit.’
Laten we eens kijken wat er staat. De gemeente werkt hard. Dat geloof ik graag maar waaraan? Vergroening als belangrijke voorwaarde voor biodiversiteit. Natuurlijk vergroening is een belangrijke voorwaarde hoe meer vierkante meters hoe beter. Maar en dat is structureel in het gepraat over vergroening en biodiversiteit, er wordt een veel belangrijkere voorwaarde over het hoofd gezien. De olifant in de kamer. Over wat voor soort groen en vergroening hebben we het hier?
Het stadsgroen is vooralsnog grotendeels ingeplant groen waarbij niet de natuur bepaalt wat er groeit maar wij. Daartoe worden alle ongewenste planten verwijderd zodat de gekweekte planten alle ruimte krijgen om te groeien. Echter deze ongewenste planten zijn nu juist waardevol voor de biodiversiteit. Dit zijn de inheemse planten en dit zijn waardplanten voor de ongewervelden. De babykamer van de natuur. Noodzakelijk voor de levenscycli van ongewervelden die weer het voedsel voor grotere dieren vormen. Dat zouden we met rust moeten laten. Daar moet plaats voor zijn.
Dus iedere vermoedelijk oprechte ambitie om met vergroenen de biodiversiteit te bevorderen wordt vakkundig te niet gedaan in de lopende praktijk. Iedere ecoloog of bioloog zal het belang van inheemse natuur direct beamen. Waarom wordt dit systematisch niet benoemd in de biodiversiteitsambitie in steden. Gebrek aan kennis? In het maaibeleid gebeurt dit immers al wel. Het is dan ook de kern van de zaak. Bovendien als je burgers wil meekrijgen is het raadzaam zelf het goede voorbeeld te geven.
Verdienmodellen in het groen zitten zodanig in elkaar dat het meeste geld te verdienen is met ontwerp en (her)inrichting. Niet met onderhoud! Het dagelijks onderhoud wordt gezien als kostenpost waarop bezuinigd kan worden door efficiënter te werken. Zoveel keer per jaar maaien, snoeien en schoffelen. Allemaal vastgeklonken in bestekken en contracten. Er is geen plek voor inheemse natuur of menselijke creativiteit in de uitvoering. De bedoeling is dat de inplant samengroeit en in die zin onderhoudsvriendelijk wordt. Echter in de praktijk is er door het gedachteloze geschoffel en de hogere temperaturen veel plantuitval. Kijk om u heen in de stad. Veel perken liggen er troosteloos bij met veel zwerfvuil tussen de struiken en kale plekken. Er wordt gemaaid en gesnoeid maar nauwelijks opgeruimd. Dien maar eens een klacht in over zwerfvuil in het groen op meldr. Meestal wordt er geen gehoor aangegeven. Er zijn immers vaste prikbeurten. Maar goed tussen het groen prikken is lastig en het zwerfvuil wordt overgroeit. Echter de inheemse natuur wordt wel systematisch weggehaald en ‘verwaarloosde’ perken worden heringericht. Dit is nu juist funest voor de ongewervelden en dus de biodiversiteit. Flora en fauna heeft rust en ruimte nodig om een ecosysteem te vormen. De goede intenties en het gepraat over biodiversiteit in beleidskringen wordt letterlijk zo goedkoop mogelijk weggeschoffeld in de uitvoering. Dit met ronkende stedelijke ambities om de biodiversiteit te redden en de burgers hierbij te betrekken.
Waarom gaan we gewoon door met wat we doen en waarom is veranderen zo moeilijk. Er zijn er onder ons die vinden dat we helemaal niet hoeven te veranderen. Dat zijn er maar een paar. De meesten vinden dat er iets moet veranderen. Wat precies moet veranderen verschilt nogal. Belangen zowel persoonlijk als zakelijk zijn wat mij betreft de hoofdreden dat veranderen zo moeilijk gaat. Je kunt niet zomaar van baan, beroep of bedrijf veranderen. Daarnaast zijn er de oude taaie gewoonten. ‘Zo doen we dat al jaren, jongen.’
Ondanks het feit dat we als Creatief Beheer in de praktijk laten zien dat ecologisch beheer werkt lijkt de gemeente vooralsnog niet echt enthousiast. Onze hogere doelstelling transformatie van het dagelijks onderhoud wordt simpelweg niet erkend en dat al gedurende zes jaar.
Dat is frustrerend. Maar het werk zelf is inspirerend en leuk. En niet onbelangrijk; het werkt. Het doet wat het belooft.
De vrijwilligers zijn tevreden, de bewoners, gemeente en onze perken zien er prachtig uit. We krijgen veel media aandacht en lof. Honderden mensen zijn langsgekomen in Park 1943 en op onze andere locaties. In de laatste drie jaar heb ik geen enkel steekhoudend tegenargument gehoord waarom je de stadsnatuur niet op onze manier zou beheren. Schonere uitstraling, hogere biodiversiteit en sociale participatie. Zo wordt het dagelijks onderhoud een investeringspost in plaats van een kostenpost. Veel mensen reageren met, ‘Waarom doen we dit allang niet.’
We hebben een plan om juist de huidige impasse te doorbreken en waarbij grotendeels het verdienmodel en de lopende praktijk in tact blijft. We voegen er iets aan toe dat alles in de praktijk verbindt en effectiever maakt. Een ecosociale buffer om het mooi te zeggen. Het is een slimme weg om het beste van beide praktijken te behouden en te versterken. Dit kan bereikt worden met een wijknatuurfonds. Een uitvoerend fonds dat het handmatige schoon en groen overneemt volgens duidelijk afgesproken criteria. Dit kan gedaan worden met de BIOCROW een nieuwe standaard in ecologisch groenbeheer, die het kenniscentrum C.R.O.W. op ons advies is gaan ontwikkelen. Omdat het een fonds is kan het extra financiering aantrekken van belanghebbenden. Zorgverzekeraars en projectontwikkelaars. Dit vanwege het hoge rendement op het gebied van volksgezondheid, biodiversiteit en sociale veiligheid.
De lente wordt steeds stiller. Ik heb dit voorjaar in de stad insecten geteld in de verschillende gemeenteperken. Het zijn er bar weinig. Ik schrik daarvan. Zowel in Park 1943 en op onze volkstuin zitten veel insecten als je het vergelijkt met de perken in de stad. Dus waarom tellen zonder te veranderen? Er zijn volgens mij geen formele of praktische bezwaren en het effect is direct zichtbaar. Niet alleen vergroenen maar ook ander groen. Echte Stadsnatuur en dat vergt een andere houding met bijpassend beheer en onderhoud.
Een boot hou je drijvend met onderhoud niet met het ontwerp.
Als je het onderhoud verandert is er plots veel meer mogelijk. Ook voor ontwerpers! Zonder dit te veranderen heeft extra vergroening weinig of zelfs een negatief effect op de biodiversiteit. Als je daarentegen in het ontwerp en beheer de inheemse natuur volwaardig mee laat doen zit je sowieso goed qua impact op de biodiversiteit. De natuur doet hier het werk en stuurt geen rekeningen. En niet onbelangrijk, burgers zien dat dit er ook heel fraai uit kan zien met veel meer insecten. We doen dit nu al zes jaar voor het standaard budget dat staat voor schoffelen, snoeien en schoonhouden. In schoon zit overigens het meeste geld. Omdat we met vrijwilligers werken kunnen we tot 5 keer meer uren in het algehele onderhoud stoppen en dus ook het groen. Park 1943 is zo het schoonste en meest biodiverse stadspark van Rotterdam. De gemeente zou hier toch blij van moeten worden. Meer waar voor je geld. Het is bovendien publiek geld. De vrijwilligers blij, de bewoners blij, de natuur blij en de gemeente blij. En niet onbelangrijk wij tuinieren in de Rotterdamse volkswijken die steevast als probleemwijk worden gezien. Meer dan twintig jaar! Hier is immers de nood het hoogst en zouden kinderen gewoon lekker buiten kunnen spelen. We hebben door de jaren heen organisaties en mensen zien komen en gaan. Er is niet echt een lijn in te ontdekken of bewijs dat het beter gaat. Gewoon simpele dingen zijn belangrijk; meer groen, meer inheems, ander onderhoud waarbij bewoners mee kunnen doen, meer speelgelegenheid en minder auto’s. Allemaal meetbare dingen die de leefomgeving voor mensen in stadswijken bewezen gezonder maken. Kijk naar Parijs die heeft het gedaan met de slogan meer leefruimte en welzijn voor de Parijzenaar. Het positieve doel in plaats van de negatieve consequentie; auto’s pesten.
Ik praat momenteel met veel mensen hoe we onze praktijk kunnen laten groeien. Ik ben er nog niet uit. We gaan in ieder geval een stichting oprichten om Stadsgeneeskunde en de methode verder te kunnen ontwikkelen. We kunnen in deze niet op de gemeente wachten. Een transitie in de groensector van decor naar ecosysteem is belangrijk. Pas als zij hun verdienmodellen willen omgooien en op ecologische en sociale manier gaan tuinieren worden we er allemaal gezonder en gelukkiger van.
Er is hoop en beweging. Ik spreek heel wat hoveniers en een heleboel willen ook deze kant op. Maar alles zit vast.
Dit is een oproep aan alle hardwerkende ambtenaren bij de gemeente Rotterdam.
Samen werken aan een natuurinclusief Rotterdam! Doe je mee?
Zonder jullie lukt het niet. Hoe mooi zou het zijn als bewoners de insecten tellen in hun geveltuin en dat de schoffelaars dit ook doen in hun perken in plaats van te schoffelen. Als we het onderhoud veranderen is Rotterdam binnen no time nummer een op het gebied van biodiversiteit. Dan valt er wat te tellen.
Durf te dromen. Ik heb er zelfs een liedje over geschreven. ‘Rotterdam wordt toch zacht’
Mensen die hier meer over willen horen of die nieuwsgierig zijn hoe een park eruitziet waar de inheemse natuur (voorheen onkruid) volwaardig mee mag doen. In mei geef ik tijdens de parkenmaand op de woensdag en vrijdagochtend 10:00 - 12:00 een rondleiding in Park 1943. Deelname is gratis en er is koffie/thee om 11:00 uur.