Bespiegelingen over de tuin

Rini Biemans

31 oktober 2025

Poëzie

Cicero zei ooit: "Als je een tuin en een bibliotheek hebt, heb je alles wat je nodig hebt."

Hij zag in de tuin de harmonie tussen natuur en rede – het rustige ritme van de seizoenen dat overeenkomt met de langzame ontplooiing van de geest. De tuin was voor hem een ​​moreel landschap: orde zonder rigiditeit, vrede zonder luiheid.

Omar Khayyám, starend door de Perzische dageraad, zag in de tuin een andere waarheid:

"Een boek met verzen onder de tak,

Een kruik wijn, een brood – en Gij."

Voor hem was de tuin geen toevluchtsoord voor de rede, maar de tedere vonk van het leven – de vluchtige schoonheid van het nu, de glinstering van wijn, de warmte van liefde, de muziek van het bestaan. Waar Cicero wijsheid vond, vond Khayyám verwondering.

Ook Epicurus gaf les in een tuin – zijn school in Athene, waar hij vrienden verzamelde om geluk te zoeken door eenvoud. “Verpest niet wat je hebt door te verlangen naar wat je niet hebt.” Zijn tuin was een republiek van stille vreugde.

Voltaire, moe van metafysische speculatie, besloot Candide met de nuchtere raad:

“Il faut cultiver notre jardin.”

We moeten onze tuin verzorgen.

Een oproep om niet aan de wereld te ontsnappen, maar om ons eigen kleine hoekje ervan te verzorgen, om het te laten bloeien met eerlijke arbeid en dankbaarheid.

Wordsworth, dwalend door de Engelse meren, vond in elk bloemblaadje en elk beekje een aanduiding van iets eeuwigs:

“Een aanwezigheid die me verontrust met de vreugde van verheven gedachten.”

Zijn tuin was wild – de tuin van het bewustzijn zelf, waar natuur en ziel elkaar weerspiegelen.

En taoïstische dichters vóór al deze tijden spraken over de tuin als een levende tao – een plek waar water stroomt zonder te streven, waar bamboe buigt maar nooit breekt, waar de waarheid niet wordt opgelegd maar groeit.

De tuin weerspiegelt in elk tijdperk het menselijke verlangen naar evenwicht – tussen lichaam en geest (Cicero), tussen vreugde en vergankelijkheid (Khayyám), tussen rede en overgave (taoïsme).

Het is zowel een toevluchtsoord als een openbaring:

• Een plek om te rusten van het lawaai van de wereld.

• Een herinnering dat alle cultivatie – van aarde, van gedachten, van liefde – vergankelijk, maar toch heilig is.

Uiteindelijk is de tuin misschien wel onze gedeelde metafoor voor wijsheid zelf:

Planten, water geven, kijken, loslaten –

en weten, zoals zowel Cicero als Khayyám het erover eens zouden zijn,

…dat het paradijs nergens anders is.

Het is de plek die je met je eigen handen onderhoudt (of met je ingehuurde arbeiders voor grotere klussen!).

  • eye.png

    164x

  • comment.png

    0x

    0x

Delen

« Terug naar artikelen

0 reacties

Laat een reactie achter